BRAAKSEL IN DE AARDE
(afgekort in het Frans tot LES VOMISSEMENTS)
Opgedragen aan LOUIS-PAUL
BOON (1912-1979)
Uit de gevorkte takken van
een boom groeit spontaan de holte van wat gelijkt op een vagina, die
zich dan zomaar voortplant in de brakke aarde via gegraven greppels
door weer en wind en tijd,
konijn Nero en wellicht mijzelf, al is dat laatste niet geheel zeker.
Wij leven in haar
verlengde als zwervende steensprokkels of als houtgestotter,
als vergeten keutels maar
niet door deze aarde. Zij is de ontvankelijkheid zelve!
Samen zijn wij, samen
vormen wij de vruchtbaarheidsbeginselen van een nieuwe republiek.
Uit stront en drek zal pas
ECHTE GELIJKHEID ontstaan en uitzwermen als wilde klimop of winterse
aardbeiplanten. Sommigen zullen dit bestempelen als een nieuwe
sprinkhanenplaag. So be it!
Ze kruipen zomaar rond en
ondermijnen de strak onderhouden peloezen van het goedgemeende zijn
of de schijn daarvan. Als de grond spreekt, davert het in alle
paleizen en tempels, in de cementfabriek van het parlement, in de
kramieken hersenpan van «ik mediteer me vrij».
De wereldbol, de aardkloot
qu’on appelle LA TERRE (what is in hidden in a name, dear Fruit)
ligt nu weggeschopt als dwaze voetbal in mijn kleine werkmanstuin.
Ik vind Hem niet meer?!
Mijn zien wordt even opgeschrikt door vluchtende stadsduiven en door
de klassenhaat van katten op jacht naar de ratten van de hemel.
Heeft men Hem gestolen?
Wie is er als dief tussen nachtijzel en dauwgesnot binnengedrongen in
mijn beperkt en afgesloten paradijs? In de door mij tot Vergeten
Straat verklaarde vrijheidshaven, als eerbetoon aan Boontje.
Onnodig tormenterende
vraag:
Voetbal aarde ligt
verscholen achter de open kattenbak in de tuin.
Wie heeft Hem daar naartoe
geduwd, getrapt, geschopt?
Kat 1. Kat 2. Konijn 3, Ik
in een zatte bui, Schepper X die ik verdoem tot de nutteloosheid van
het niet bestaan, de Communards van Brussel tussen notenschelpen,
appelschilfers en tandrozijn?
De wind blaast door mijn
oren. De wind is ongenadig, dat is een god die blaast dat IE niet
bestaat! Er is slechts wind, zie je of zie je niet? Ruik je het gras?
Proef je het stuifmeel? Hoor je het ademen van de boom? Ze zeggen
allemaal hetzelfde: er is geen god, enkel wij zijn er, so please
respect us, please! Geloof geen goden die verklaren dat de mens
heerser is over de natuur. Geloof geen goden, tout court!
In een plastieken
container verdrinkt de aangeslagen soldaat van god tussen prei en
rozenblaadjes in een bain marie van zoetzure saus (Menu 34 bij de
buurtchinees om de hoek).
Hijzelf met zijn nu
definitief nutteloze mitrailleur is van gesmolten plastiek.
Ter ere van god en
vaderland, voor kapitaal en papensaus, voor waardeloze staatsbons en
een totaal gebrek aan goede smaak.
Ik dep mijn vinger, ja,
ik!, in de loopgraaf van zijn verminkt geheugen, proef even alsof ik
mezelf wil overtuigen van wat ik reeds wist, dat de dood aanwezig is
tussen de bloedende rozenstruiken.
Het empirisme blijft een
klevende mantel die ik maar moeilijk van mij af kan schudden.
Ik braak de zoetheid uit,
met emmers!
Ik kan haast niet stoppen.
Zo zal mijn leven
eindigen, als braaksel in de veelheid der geslachten van de aarde
en in …..
(c) Guido Vermeulen,
April 2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten